< terug

Vijftig

Vanaf nu mag u rustig in- en uitademen. Vijftig kilometer achter elkaar, dat was nieuw voor me. Na de marathon, tweeënveertig kilometer, houdt het hardlopen op en begint het ultralopen, zeggen ze. Toch voelde het niet zo. Natuurlijk was er de twijfel of mijn lichaam het wel goed zou keuren, of de energievoorraad toereikend zou zijn, en of ik onderweg niet van de dorst zou vergaan of door een langsrijdende psychiater zou worden tegengehouden. Thijs Feuth schrijft over het begrip ultralopen

5 september 2016 (0 reacties)

Één ademteug: Ik strooide een extra lepel havermoutvlokken in de pan, goot er nog een scheutje melk bij en na de pap dronk ik een tweede kop koffie voor ik mijn schoenen strikte, waarbij ik de veters net iets harder aantrok dan anders en eens diep ademhaalde, dieper dan normaal, want ik zou de lange weg nemen, de weg langs de rivier, door de stad, de weg over de brug naar het eiland Hirvensalo, met een tweede brug door naar het volgende eiland, Satava, en dan nog een brug, waar de rondweg over het eiland Kakskerta me terug zou brengen naar de laatste brug, terug naar het eiland Satava, en via de middelste brug terug naar Hirvensalo en terug over de eerste brug, terug door de stad en langs de rivier, terug naar huis en de weg deed wat ik hem vroeg, hij droeg me en reeg de kilometers soepel aaneen, alsof het ivoren kralen waren, glimmend en glanzend, en ook de heuvels droegen me gewillig, ze waren veel vriendelijker dan dat ik me had voorgesteld, ze heetten me welkom, dekten de tafel en als slot wezen ze me het bed in de suite, vanwaar ik mocht toezien hoe de zee klotste, hoe de rotsen standhielden, en hoe de kilometers droog en schematisch in elkaar haakten, en terwijl ik daar lag viel ik in de slaap, hardloperstrance, en werd pas wakker toen ik thuiskwam, waarop ik mijn klok in de computer schakelde en de indrukken van de ochtend konden worden geanalyseerd: vijftig kilometer, zes bruggen, een schaduw, twee levens.

Het eiland Satava

Vanaf nu mag u rustig in- en uitademen. Vijftig kilometer achter elkaar, dat was nieuw voor me. Na de marathon, tweeënveertig kilometer, houdt het hardlopen op en begint het ultralopen, zeggen ze. Toch voelde het niet zo. Natuurlijk was er de twijfel of mijn lichaam het wel goed zou keuren, of de energievoorraad toereikend zou zijn, en of ik onderweg niet van de dorst zou vergaan of door een langsrijdende psychiater zou worden tegengehouden. Niets van dat alles. OK, er kwam een flesje cola aan te pas, dat ik na vijfendertig kilometer in een voorbijkomend winkeltje kocht, in twee minuten opslokte en zonder mijn statiegeld terug te vorderen achter liet op het houten bankje op het terrasje voor de winkel. In dezelfde twee minuten was ik verbolgen over het feit dat politici van plan zijn extra belasting te heffen op frisdrankjes, alleen maar omdat er een dikke meerderheid bestaat die marathonlopers graag te grazen neemt – in feite komt een dergelijke frisdrankcalorieheffing neer op het belasten van gelopen kilometers. Enfin, de loopervaring, want daar had ik het over, de loopervaring was er nauwelijks anders op dan tijdens een kortere duurloop. Ik liep mijn rondje en ik was naderhand een beetje moe, maar het was allemaal best wel normaal. ‘Natuurlijk,’ zult u zeggen, ‘vijftig is een marathon plus een beetje. Je moet minstens honderd lopen om over ultralopen te praten!’

Ik ben bereid het te geloven. Het rondje van vijftig gaf me de voldoening die iedere loper zal voelen als hij net wat kilometers aan zijn langste duurloop heeft vastgeplakt, maar het was niets anders dan hardlopen. Als ultralopen écht bestaat, als het daadwerkelijk iets is van een andere categorie, dan moet het minstens honderd, tweehonderd kilometer zijn: de zon gaat onder en komt op, de poorten van de hel openen zich en sluiten zich achter je. Pas als je op blote voeten door het hellevuur rent, weet je wat ultralopen is.

Lees hier zijn blog

Reacties

    Geen reacties.
Al een account, log hier in.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *