Jezus redt
30 september 2022 (0 reacties)De Winactie Mizuno icm Amsterdam marathon leverde mooie inzendingen op. De prijswinnaars zijn bekend en hebben daarvan inmiddels bericht gehad.Vandaag plaatsen we het verhaal van Ellen van Dilst
“Kom verder,” zei hij vriendelijk. Ze keek op naar hem, in de war. Het was duidelijk dat ze niet verder kon. Dit was het einde. Ze was tot hier gekomen en verder ging niet. Hij wenkte haar, wat haar deed twijfelen. Hij, met zijn uitnodigende gebaar en kalme glimlach, scheen te denken dat ze er nog niet was, dat ze verder moest. Maar hoe? En tot waar?
Heel vroeg die dag was ze met de moed der wanhoop op pad gegaan, bepakt en bezakt. Het was een dauwfrisse ochtend met de belofte van een dampend warme middag. Ze was niet de enige die van plan was om weg te gaan, zag ze. Er had zich een groep geformeerd en ze besloot zich bij hen aan te sluiten, haar hart bonzend als een krijger in vertwijfeling. Het vooruitzicht om in haar eentje de tocht te ondernemen was angstaanjagend. Ze had weliswaar een vermoeden waar ze naar toe moest, maar geen idee hoe daar te komen, noch wat ze onderweg zou tegenkomen. In haar hoofd stapelden de gevaren zich op. Ze kon verdwalen, of vallen en iets breken, een zonnesteek oplopen, ernstig uitdrogen. Wellicht zou ze ergens in de wildernis worden overvallen door een bijenzwerm of beroofd van haar laatste voorraad water. En als ze eindelijk, als door een wonder, toch haar eindbestemming had weten te bereiken, zou die leeg en verlaten zijn, niemand om haar verder te helpen. De conclusie was duidelijk: alleen zou ze het zeker niet redden.
De groep zette een straf tempo in en zij deed wat ze kon om erbij te blijven, maar nog voordat ze de bebouwing achter zich hadden gelaten, was het gat tussen haar en hen onoverbrugbaar groot. ‘Geen paniek’, dacht ze, ‘gewoon blijven lopen en ademhalen. Geloof erin’, in een schamele poging de situatie meester te blijven. Maar dwars door haar mantra van ‘geloof er in’ heen, drong zich een nieuw en acuut probleem op: ze moest plassen. Negeren was geen optie. Met elke stap voelde ze haar blaas nadrukkelijker om aandacht vragen en die zou niet rusten totdat hij leeg was. Ze keek om zich heen. Velden tot aan de horizon, doorkruist met sloten en hier en daar de contouren van een boerderij. Achter zich zag ze een paar verdoolde zielen, op dezelfde tocht. Hoe geruststellend het ook was dat ze niet volkomen alleen was, durfde ze nu niet langs de kant van het pad te hurken. Maar de aandrang was onhoudbaar. Ze aarzelde, niet wetend wat te doen tot uiteindelijk haar blaas het plasprobleem oploste langs de weg van de minste weerstand. Ze liet het gaan. Dat luchtte op en verrassend genoeg zonder enige schaamte achter te laten, maar de prijs voor het dralen was dat de groep volledig uit zicht was verdwenen.
Verlicht door de leegheid van haar blaas vervolgde ze haar weg. De zon scheen steeds feller en in de open vlakte had ze er nauwelijks bescherming tegen. Haar waterfles was nog voor de helft gevuld en net toen ze zich afvroeg of het voldoende zou zijn, zag ze een eerste slachtoffer langs de weg liggen, het gezicht verkrampt van pijn. Een man, naast hem neergeknield, ontfermde zich over hem. Alhoewel ze van tevoren was gewaarschuwd over de risico’s, was het toch een verontrustend beeld. Was dit haar voorland? Had ze er wel goed aan gedaan om te vertrekken? Maar terug kon ze niet en dus schraapte ze haar laatste restje moed bijeen en ging verder op haar barre tocht. Voet voor voet, de blik op oneindig en de gedachten weer bedaard, kwam de eerste nederzetting als een verrassing. Het was een welkome afwisseling op de eindeloze velden. Er stonden mensen langs de kant, die hun onderkomen hadden verlaten om de deerniswekkende stoet te zien langstrekken. Een van hen drukte haar een banaan in de hand, een ander wees de weg die ze nog had te gaan. Ze kwam in de verleiding te stoppen en voorgoed bij deze vriendelijke mensen te blijven. Maar dit was niet haar bestemming, dat wist ze. Ze was er nog niet, nog lang niet, zag ze op haar horloge dat het gelukkig nog steeds deed. Dus at ze haar banaan en ging weer op pad, de stilte van de wildernis in.
Er volgden meer nederzettingen met meer vriendelijke mensen en water en soms wat eten. Steeds stopte ze kort om zich te laven en telkens vervolgde ze haar weg. Maar ondanks al die heerlijkheden kwam onvermijdelijk het moment dat het niet meer ging. Dat haar voeten pijn deden, haar benen nauwelijks meer konden bewegen, haar dorst niet te lessen was en de vertwijfeling toesloeg. Het was genoeg, het was klaar, ze geloofde er niet meer in. Ze wilde zitten, liever nog liggen en nooit meer opstaan. Ze durfde het niet, bang dat dat het einde zou zijn en ze was er nog niet. En precies op dat moment van intense wanhoop zag ze een engel zitten langs de kant van de weg. Op een opklapbaar campingstoeltje. ‘Ik hallucineer’, dacht ze vol ongeloof. Maar de engel sprak tot haar. “Kijk op”, zei ze. “Zie je daar in de verte de stad? Daar moet je zijn. Het is niet ver meer. Zie je wel?”
De engel had geen gelijk, het was nog wel ver voor iemand die al zo lang onderweg was, maar haar profetie had haar het sprankje hoop gegeven om door te kunnen gaan. Voet voor voet, de blik op vooruit en de gedachten wild door het hoofd springend. Toen was daar opeens de stad. Ze had de eenzaamheid en de stilte van de wildernis gevreesd, had verlangd naar gezelschap en uitgekeken naar de verlossing. Maar de stad leek de hel. Het was druk en warm en lawaaierig. “Pas op! Ga uit de weg! Aan de kant! Wat doe je hier! Opzij!” Strompelend baande ze zich het laatste stuk van haar weg. Maar waar was het einde? Wanneer hield het op? Wie kon haar helpen? Iedereen liep haar te snel voorbij, riep te hard en had geen oog voor haar. Behalve hij.
Ze stopte toen ze hem zag, een eiland van rust te midden van de chaos. “Kom tot me”, zei hij. “Nog een paar passen en dan ben je er.” Een laatste zonnestraal viel op zijn hoofd en verblindde haar, toen ze naar hem opkeek. Hij strekte zijn hand naar haar uit. Kom maar, wenkte die hand. Hier ben je veilig. Een paar passen, het ging. Ze was er. Zorgzaam hing hij de trofee om haar nek, terwijl de tranen in haar ogen stonden. “Goed gedaan, hoor. Is dit je eerste marathon?”
Reacties
Geen reacties.
Al een account, log hier in.